Felix Van Rillaer, afkomstig uit een Leuvense familie van maar liefst 13 kinderen, werkte al op zeer jonge leeftijd bij stokerij Neefs, die toen gevestigd was in de Keizerstraat in Antwerpen. Hij werkte er eerst als gast, later als meestergast en tenslotte als stoker. Nadat hij een loonsopslag van 0,50 BEF vraagt en dit niet krijgt, neemt hij ontslag om in 1903 twee straten verder een eigen zaak te beginnen: een caféslijterij. Lees meer
Een café waar ook alcoholische dranken in flessen werden verkocht, op de hoek van de Minderbroedersrui en Kipdorp, onder de naam “De Poldernaar”. Tot voor kort was er op deze plaats een café met dezelfde naam, maar dat had niets met de stokerij te maken. De stoker Van Rillaer wil natuurlijk een eigen jenever maken. Echt stoken doet hij aanvankelijk nog niet, hij koopt alcohol, macereert kruiden en brengt zijn “Oude Antwerpsche Genever” op de markt in flessen en kruiken. Deze worden met stro in houten kisten verpakt en door boden met paard en kar door heel het land vervoerd en geleverd. In archieven vinden we brieven die aantonen dat de leveringen heel het land bereikten. De zaak groeide en floreerde. Een eerste stookketel werd gekocht, eerst een toestel van 10 liter en later een toestel van 100 liter. Deze alambiek uit de jaren 50 wordt tot op heden nog altijd gebruikt en wordt weldra onderworpen aan een grondige restauratie. Na veel uitproberen en ge-experimenteer ontwikkelt Felix voor verschillende producten uitgebalanceerde recepten die veel liefhebbers goed smaken. De zaak telde op dat moment zo’n 15 werknemers. In de accijnsboeken zien we dat in die gouden tijden zo’n 80.000 flessen aan eigen productie, vooral jenevers en likeuren, jaarlijks over de toonbank gingen.